Biografie van Stijn Streuvels

Julebarnet
Verzamelen
Biografie
Bibliografie
Boekenkamer
Vertalingen
In Streuvels'  boek   Dorpslucht  loopt dokter Blondeel bij nacht en ontij
over 't land.
"Het meeleven, het opgaan in de natuur, zonder omgang of
tusschenkomst van menschen, had hem altijd getroost voor de
kleinzieligheid en de afgemeten eentonigheid der kleine gebaren
en het verdrietige van het dorpsleven.''
Bij zo'n zin,  denk ik onwillekeurig aan Streuvels zelf.
Dorpsleven en natuur; twee kernbegrippen bij Streuvels.
 
Stijn Streuvels woonde bijna zijn hele leven in het dorp. Zijn liefde tot de natuur vormt de aanleiding tot een hardnekkig misverstand: de foute veronderstelling, dat zijn werk bestaat uit louter ellenlange natuurbeschrijving. Voor de lezer, die er op gesteld is, zich door snel te lezen vlot te informeren, is Streuvels een crime. Hij loopt vast in de traagheid van de verwikkeling. Streuvels' kunst is een evocatieve kunst, hij roept een natuur op, die schitterender lijkt dan de werkelijkheid.
Als de lente niet wil komen, 
"weegt de zware grijze lucht over de wereld.
 Eendikte opgestapelde mist, van beneden tot in de opperste
 luchtlagen drukte die zware last als een onverroerbare weedom, een
 treurnis zonder einde of uitzicht ".
 
Je komt ze op een boekenmarkt nog wel tegen: de lezers van Streuvels, die zich die treurnis herinneren: het verdriet omdat ze werden verplicht deze Vlaschaard uit te lezen. Moeizaam van zaaien naar wieden, van  vroeg voorjaar tot de dramatische climax bij de oogst.
 
Streuvels werd geboren op 3 oktober 1871 in Heule, een dorp in de directe nabijheid van de stad Kortrijk als Franciscus Petrus Maria  Lateur en zijn roepnaam was Frank.  Hij was niet de zoon van een bakker, zoals vaak wordt beweerd, maar van een kleermaker. Deze kleermaker, Camille Lateur, was getrouwd met Louise Gezelle, een zuster van de grote dichter Guido Gezelle. De jonge Frank aardde niet binnen het keurslijf van het onderwijs en ging al vroeg aan het werk bij twee broers van zijn vader, die bakker waren. In hun bakkerij, waar de conversatie zeldzaam was, besteedde Frank zijn vrije uren aan het kennismaken met alle teksten, die hij maar kon vinden.
 
Hij begint ook te schrijven, vrijwel onmiddellijk onder het pseudoniem Stijn Streuvels. Het zijn korte schetsen, die aanvankelijk worden opgenomen in een onbeduidend tijdschriftje,  "De jonge Vlaming". Al snel echter wordt Streuvels ontdekt door de redactie van het  ambitieuze en vernieuwende tijdschrift "Van Nu en Straks".  Daar vindt men, dat Streuvels zijn vruchten op een mesthoop plant en al snel verschijnt zijn eerste bijdrage in dit prachtige tijdschrift. Het kunsttijdschrift "De Vlaamse School"  heeft de primeur de eerste recensie aan Streuvels' werk te wijden; positief en uiterst kort:
"Een veelbelovende schets van boerezeden door Styn Streuvels,
  getieteld: Het Einde...."
Vrijwel elke lezer is overtuigd van het talent van Streuvels. Er zijn wel  kritieken, die waarschuwen voor morele tekortkomingen en noodlottigheid in de thematiek. Bij het 25-jarig jubileum van zijn eerste boek Lenteleven denkt  Streuvels terug aan de critici, die hem veroordeelden: 
".....degenen die meenden een keel te moeten opzetten om de openbare zeden te verdedigen, zijn reeds lang gemummificeerd, of zwijgen althans lijk vermoord."
 
Emmanuel de Bom en Karel van de Woestijne behoorden niet tot deze  categorie van lezers. Zij ontmoetten Streuvels voor het eerst op 5 juli 1896 in Gent. Deze ontmoeting is bepalend voor de verdere ontwikkeling van Streuvels. De Bom ontwikkelt zich tot mentor en klankbord. Er volgt een correspondentie, die bij vlagen uiterst intensief is en er ontstaat een vriendschap voor het leven.  Dit schreef bakker Streuvels aan De Bom naar aanleiding van deze eerste kennismaking met literatoren:
"Zondag laatst, als u allen vertrokken waart en ik mij daar heel alleen bevond in mijn vuil, warm waggon, heb ik mij dan, uitgestrekt leggen  te lachen en te overpeinzen wat ge zoo al moogt verziert hebben over mijn persoontje...: dat ge zoo goedsjeudig meendet dat ge met een boer te doen hadt,...een koster (?) of schoolmeester misschien, en toen ik u, op 't laatste stekje bekend maakte met mijn professie - dat was kostelijk bz. om Karels aanzicht te zien - en dan die trein die schuifelde en me ver weg voerde, weer naar mijn streken;  'k heb gehertig gelachen!" 
Het is ronduit opwindend, die brieven uit deze prille periode uit  Streuvels loopbaan in te zien. ( Kathryn Smits doet dat in "Een nieuwe kijk op de jonge Streuvels", Pelckmans, Kapellen 1993, misschien  wel de mooiste studie, die over Streuvels verschenen is).
 
De Bom raadt Streuvels aan, zijn verhalen in boekvorm uit te geven. Lenteleven heet het debuut, een boekje dat verschijnt in de  "Duimpjesreeks" van Victor Delille in Maldeghem. Volgens het naschrift is de reeks pretentievol:
"We moeten voor Vlaanderen iets maken, dat al de naburige landen sedert lange jaren reeds bezitten..."
"Zoo leeren wij ons volk boeken lezen...neen, het las reeds lang de boeken die het kreeg,... zoo leeren we ons volk ook boeken koopen...." De grootste koper echter van het onbeduidend vormgegeven boekje is een Hollander: de uitgever Lambertus Jacobus Veen uit Amsterdam koopt de laatste 500 exemplaren.
L.J. Veen had bekendheid verworven door zijn aandacht voor vormgeving, bijvoorbeeld bij de boekbanden van Louis Couperus.
 
Daarna verschijnen  Zomerland , Zonnetij , Doodendans , Langs de wegen en Minnehandel. Streuvels noemt Langs de Wegen het boek waar hij het meest van houdt. Het is een boek, met wat Hedwig Speliers noemt;  "een maximum aan tragiek, voortkomend uit een minimum aan feitelijkheid".
Het is het verhaal van een eenvoudige boever (paardenknecht),die de wilskracht mist om zelf zijn bestaan te overzien en zijn leven richting te geven. Als er een brief komt verlaat hij de boerderij waar hij werkt, met een vast ritme en vaste patronen, om er aan het eind van het boek oud en afgeleefd terug te keren. Een ander hoogtepunt in zijn oeuvre is in 1907  De Vlaschaard. Thema van het boek is een generatieconflict. De onwil van de vader, die weigert plaats te maken voor zijn zoon, die volwassen wordt en mee wil doen bij het beheer van de boerderij. Het boek is twee keer verfilmd.
 
In de twintiger jaren maakt Streuvels indruk met: De teleurgang van den Waterhoek, een boek dat tientallen jaren rijpte in zijn geest. Dit boek is verfilmd onder de naam "Mira". Ook de novelle Het leven en de dood in den Ast, wordt beschouwd als  een van de hoogtepunten in Streuvels' literatuur.
 
Ook al heeft Herman de Man in 1936 geen resultaat bij zijn poging in Stockholm het nobelcomité te beïnvloeden tot het toekennen van haar prijs aan Streuvels, er blijft veel officiële  waardering over. Streuvels ontvangt de Vijfjaarlijkse Prijs van de Nederlandsche Letterkunde twee keer op rij voor zijn werk in de periode  1900-1904 en 1905-1909.  Streuvels reageert in een brief aan De Bom:
"Als men 5000 fr. krijgt - de jury, de uitspraak en 't verslag en heel de sanctekraam lap ik in de lucht - en men kan ze goed gebruiken, dan gooit men ze niet weg!  Ik heb daarmee een groot raam doen steken in mijn kamer en nu heb ik een bestendig panorama te meer, al de Noord -Oostkant......"  
De brief wordt niet bekend bij de jury. Er volgen nieuwe rapporten bij de Vijfjaarlijkse Prijs in 1935, ditmaal voor zijn gehele oeuvre. In 1962 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren in de Ridderzaal uitgereikt. Streuvels is daarbij aanwezig. Dat is niet vanzelfsprekend voor een  schrijver, die een reputatie opbouwde, als het gaat om afkeer van  huldigingen. Hij hield evenmin van mensen, die zich onaangekondigd of ongevraagd bij hem kwamen melden.
 
Het verhaal gaat, dat Streuvels als bakkersknecht de beroemde  Lodewijk van Deyssel niet wijzer maakte, toen deze onder de indruk van Lenteleven was afgereisd naar West-Vlaanderen. Hij vroeg op straat een pijprokende bakker naar Stijn Streuvels. Deze beweerde, dat er geen Streuvels in Avelghem woont.....  Iedereen in het dorp kent Frank Lateur en niemand Stijn Streuvels, zodat Van Deyssel  onverrichter zake terugkeert naar Nederland.
 
Drie maanden voordat hij in 1905 trouwt met Alida Staelens,  woont hij al in  "Het Lijsternest".  Streuvels liet het zelf bouwen op een "kleitkop" aan de rand van het dorp Ingooyghem en woonde er tot aan zijn dood. Er worden vier kinderen geboren: Paula in 1906 ; Paul in 1909 ; Dina in 1916 en Isa in1922.
 
In 1969 overlijdt Streuvels, bijna 98 jaar oud. Daarna woont zijn vrouw er nog ruim 5 jaar. Na haar dood koopt de  provincie West-Vlaanderen het huis en vanaf 1980 is het een herinneringsmuseum. 



                                       Het Lijsternest te Ingooigem
 
Het interieur uit Streuvels tijd, waaronder het grootste deel van de bibliotheek is er nog steeds te bewonderen. De schrijftafel staat aan het fameuze raam, waardoor je uitkijkt over de prachtige glooiingen van het Westvlaamse land.
Het uitzicht is beschermd; het mag niet door wijzigingen worden aangetast. Zo heeft de werkelijkheid van deze dorpsomgeving nog aansluiting bij de wondermooie verdichting van Streuvels' omvangrijke werk.
 
Je moet een paar keer blazen om het stof van vooroordeel en ouderdom te doen verdwijnen. De teksten zijn oud, maar zelden gedateerd. Ze zijn af en toe minder toegankelijk, omdat het idioom onbekend is. Op den duur ontwikkel je het vermogen, de onbekende betekenis van sommige woorden aan te voelen. Er bestaat een dundrukeditie met uitgebreide woordverklaring in vier forse delen: de Volledige Werken Mijn kennismaking met Streuvels werd een ontdekking: hij is een schrijver zonder weerga.
 
 
Bertus van den Belt